Mama, ik ben bang!
De vele opleidingen die ik reeds volgde
om coach te worden hebben mij ook als mama al heel veel gebracht. Van deze blog
ga ik gebruik maken om uit te leggen hoe ik de principes en technieken van NLP
loslaat op mijn gezin in de strijd tegen angsten voor nachtelijke spoken en
monsters, maar evenzeer voor enge situaties of personen die zich overdag durven
te vertonen.
Sta me toe nog even in de theorie te duiken.
NLP is moeilijk uit te leggen, maar ik ga dapper zijn en
toch een poging wagen.
Prikkels komen binnen via onze zintuigen, we verwerken die
prikkels in onze hersenpan en komen met één of andere reactie. Dit kan vanalles
zijn. Niets zeggen of negeren is immers ook reageren. Die “output” zal niet
alleen naar buiten komen, maar ook intern gebeuren, zoals bijvoorbeeld een
bepaald gevoel opleveren (angst, geluk, comfort,…).
NLP (Neuro Linguïstisch Programmeren) onderzoekt hoe die
interne verwerking van prikkels (die voor iedereen anders is) verloopt en reikt
technieken aan om het programma in een brein te veranderen aan de hand van de
taal.
Wat er extern gebeurt, kunnen we niet veranderen. Hoe we
ernaar kijken, wél!
Als je wil stilstaan bij hoe jouw brein geprogrammeerd is
(hoe jij omgaat met prikkels van binnenuit of buitenaf), sluit je ogen en denk
eens terug aan de laatste keer dat je bijvoorbeeld bang was. Hoe roep je die
herinnering op? In beelden? In geluiden? Kan je terug smaken of geuren
oproepen? Het gevoel oproepen?
Hoe jij ook geprogrammeerd bent, je zal taal gebruiken om te
omschrijven hoe het bij jou is in je hoofd.
Ziezo, NLP in een zéér kleine notendop.
(NLP is veel meer dan dit, maar hiermee weet je voorlopig
voldoende om de tips die volgen uit te proberen.)
Hoe gebruik je NLP nu bij het aanpakken van angsten bij
kinderen?
Voor het gemak gebruik ik hier het voorbeeld van een eng
monster dat mijn dochter ’s nachts wakker houdt, maar je kan eender welk
voorbeeld gebruiken. Een enge dokter of leerkracht, een nieuwe klasgroep, een
nieuwe dansgroep, een donkere straat, kelder of zolder,…
Eerst en vooral, erken de angst van je kind.
Zeg niet “Ssst, daar hoef je toch niet bang voor te zijn.
Monsters zijn niet echt.”. Voor je kind is dat monster wel echt omdat het beeld
echt is.
Stel je kind eerst gerust en zeg dat het veilig is bij jou.
1. Get the picture!
Laat je kind exact omschrijven waar hij of zij bang voor is.
Ga gerust diep door op de details en spreek alle zintuigen aan.
Is het een groot of een klein beest? Hoe groot dan? Welke
kleuren? Staat het stil of beweegt het? Heeft het haar? Tanden? Kleren? Maakt
het een geluid? Waar ruikt het naar? Hoe voelt het aan? Is het dichtbij? Zie je
jezelf ook?
Je kan je kind ook laten tekenen waar het bang voor is, maar
midden in de nacht laat ik dat persoonlijk niet toe als het niet nodig is.
Belangrijk: let er op dat je niets invult voor je kind.
Alleen hun beeld van hun angst is relevant. Het kan goed zijn dat je kind
bijvoorbeeld geen geuren of smaken kan geven. We hebben allemaal voorkeuren in
het gebruik van onze zintuigen.
Er is ook geen juist of fout, dus oordeel niet.
TIP: Als je bij jezelf merkt dat je nogal snel met een
oordeel klaar staat (“paars is toch geen enge kleur?”), geen zorgen, herhaal
dan gewoon letterlijk wat je kind heeft gezegd en je drang om te oordelen zal
al veel kleiner zijn. Bovendien geef je je kind duidelijk aan dat je echt
geluisterd hebt.
2. Change the picture!
Eens je een duidelijk, gedetailleerd beeld hebt van hoe die
angst eruit ziet, kan je met je kind aan de slag. Hoe doe je dat?
Ik leg de bal in het kamp van mijn kind en ik vraag: “wat
zullen we nu met dat grote, paarse, harige monster doen?” (even letterlijk,
maar beknopt herhalen…)
De eerste keren moet je tonen hoe dat gaat en zelf een
aantal suggesties doen, maar eens ze door hebben hoe het werkt, is er geen
stoppen meer aan.
Een paar voorbeelden:
Zullen we dat monster eerst wat kleiner maken? Hoe groot
ongeveer? Zo groot als jij? Of zo groot als je knuffelbeer? Als je pink?
Zullen we z’n haar een andere kleur geven?
De tanden rond maken?
Zullen we hem een onderbroek aandoen? Wat voor onderbroek?
Een hoedje op? Of een gekke zonnebril?
…
Ik vermoed dat het duidelijk is?
Vertrek van de kenmerken die je kind je gegeven heeft en pas
aan tot het beeld van het monster niet meer eng is. (Als je dit midden in de
nacht moet doen, ga niet te lang door, want dan loop je het risico dat je kind
zo enthousiast is dat er ook niet meer geslapen wordt)
3. Evalueer & bekrachtig
We hebben eerst met ons kind een beeld gevormd van waar ze
bang voor zijn. Nadien hebben we de kenmerken die we hebben gekregen aangepast
tot het beeld niet meer eng was.
Laat je kind nu even stilstaan bij hoe het zich nu voelt.
“Hoe voelt het om niet bang te zijn?”
Bekrachtig ook wat je kind net heeft gedaan, zodat je kind
hier ook zelfvertrouwen uit tankt en leert dat hij of zij dit eigenlijk alleen
aankan.
“Wat is er met dat enge monster gebeurd?”
“Wie heeft dat gedaan?”
“Wat ben jij dapper, zeg.”
Slaapzacht..