Fase 2: back to reality

Na Niemandsland, waar ik zo’n 10 weken verbleef, brak een nieuwe fase aan.

Stilletjes aan begon de zon weer te schijnen in mijn wereld en deed mijn brein al eens een inspanning om uit die winterslaap te ontwaken. Alle cognitieve functies die het in
Niemandsland hadden laten afweten, begonnen stilaan terug te keren.
Ik kon al eens een babbeltje slaan en achteraf ook echt nog weten waarover we hadden gepraat. Ik kon al eens iets plannen en me daar ook aan houden. (heel fijn voor mijn omgeving!)

Buitenkomen begon me opnieuw deugd te doen ipv angst aan te jagen. Uren heb ik doorgebracht in mijn tuin tussen het onkruid of op de fiets naar Gent centrum om een ijsje te gaan eten.

De uitsluitend donkere dagen maakten plaats voor mooie, ontspannende momenten. Eindelijk terug naar de bewoonde wereld, back to reality!

“Oef, het komt weer goed”, hoor ik je denken.

Ik dacht dat ook… maar ik had geen geduld. De rat race waar ik zo lang deel van uitgemaakt had, zat duidelijk nog in mijn systeem. I want it all and I want it now!

Maar zo werkt dat dus niet…

Elke keer ik méér wilde doen, liep ik met mijn hoofd tegen de muur. De vermoeidheid, de angst en de concentratieproblemen staken bij het minste opnieuw de kop op. Aangezien mijn brein weer actief was, besefte ik nu heel goed wat er gaande was en welke weg ik nog zou moeten afleggen. Die comateuze toestand bleek dus eigenlijk nog wel een voordeel te hebben, want echt vrolijk werd ik niet van dit besef.

Hier leerde ik een belangrijke les: gras groeit niet sneller door er aan te trekken. Geloof me, ik heb het geprobeerd!

Naast het ongeduld, kwam er nog ongevraagd bezoek opdagen: schuldgevoel.
“Ik ben niet ziek… maar toch functioneer ik niet. Niemand gaat dat begrijpen.”
Hoewel mijn kinderen voor heel wat plezier zorgden, kon ik het echter nog steeds niet aan om voltijds voor hen te zorgen. Mijn bengeltjes hadden heel veel energie nodig van mij, maar die had ik nog niet… Ik voelde me gefaald als mama.
Ook tegenover mijn (ex-)medewerkers voelde ik me immens schuldig. Ik had hen achtergelaten in wat voor mij toen nog voelde als het hol van de leeuw. Wie zou er voor hen zorgen? Moet ik niet terugkeren?

Ik kreeg ook steeds meer de vraag: “En wat ga je nu doen?”
Oei… daar moest ik dus een antwoord op hebben… hm…
“Ik ga nu de was opplooien en dan zie ik wel weer… is dat voldoende? Nee, zeker?”
Het was pas toen ik kon aanvaarden dat ik aan burn-out leed en tijd zou nodig hebben om te herstellen, dat ik dit schuldgevoel grotendeels kon loslaten.

De zonnige dagen smaakten naar meer, maar het was pas lente… Ik moest rustig afwachten tot het zomer zou worden en intussen zoveel mogelijk genieten van wat de lente te bieden had…

Vinderhoute, 12/05/2016

Leave a Reply